Al voordat ik de eerste woorden van dit stukje tekst gekozen heb, weet ik dat het resultaat tot discussie zal gaan leiden: niets is immers zo subjectief als een kleur. Dus wat we ‘mooi’ of ‘lelijk’ vinden, is boven elke vorm van discussie verheven.
Waarom ik er dan toch over begin? Ik heb weer hoop. Na een periode waarin zwart, grijs en wit domineerden op nieuwe auto’s (zou het door de crisis komen?), lijkt het erop dat er weer kleurtjes besteld gaan worden. Ik zag afgelopen week een gloednieuwe, knalrode Ford Fiësta, gevolgd door een donkergroene Skoda Karoq en een fraai felblauwe Peugeot 3008. Leuk! Durven we weer?
Sonderlackierung
Na de bruine, oranje en mosgroene jaren zeventig, deden in de jaren tachtig en negentig de metallic lakken massaal hun intrede. Iedereen wilde zilvergrijs, donkerblauw of groenmetallic. Deze tinten stonden daarom altijd in de optielijst, en een meerprijs van duizend gulden voor zo’n kleurtje was heel normaal. Betaalde je niet bij, dan mocht je kiezen uit wit, rood en zwart.
Rond de eeuwwisseling keerde het tij. Riepen autoverkopers tot die tijd in koor ‘met een witte blijf je zitten’, een jaar of vijftien geleden was wit ineens hip en fris en niet langer alleen de kleur van een standaard bouwvakkersbusje. Uiteraard duurde het niet lang, of ook wit kostte extra. Geflankeerd door een aanduiding als ‘pareleffectlak’ of, op z’n Duits, ‘Sonderlackierung’, dat dan weer wel. Maar wit is wit, en toevallig heeft grondlak ook die kleur. Punt gemaakt.
Lef
Een zekere autojournalist (hij weet ook veel van muziek) reed een Mercedes S-klasse, het Helmut Kohl-model om precies te zijn. Een knalrode, ik denk de enige van het noordelijk hafrond. Hij verdient een standbeeld (nee, niet Helmut…). Een collega van hem koos een spierwitte Peugeot 605. Allerminst alledaags, hoewel hij later verzuchtte het ding aan de straatstenen niet kwijt te raken.
Ook deze journalist verdient wat mij betreft het predicaat eindbaas. Ik hou er wel van, een beetje kleur op de koets. En ja, je kunt de plank volledig misslaan, maar als een fabrikant merkt dat een bepaalde kleur nauwelijks besteld wordt, geeft hij de betreffende spuitrobot gauw een pot verf met een ander kleurtje. De echte freaks jagen daarom op een occasion in zo’n zeldzame kleur, liefst een die het amper een modeljaar heeft volgehouden. Ik zal niet ontkennen dat ik daar ook voor kan vallen.
Kleurtje verkeerd
Ook zoiets: je inruilauto heeft altijd de verkeerde kleur. Kom je met een grijze Golf aanrijden, dan zal de verkoper verzuchten dat er nog vijf grijze Golfjes binnen zijn dealerholding circuleren. Het neutrale grijs, waarop je bovendien krasjes en beschadigingen het minste ziet, is volgens hem daarom geen pluspunt. Is je inruil-Golf geel, dan is het ook niet goed.
Want wie wil er nu een gele Golf? Staat jouw Golfje vervolgens in de showroom, dan bedenkt de verkoper zich. De grijze Golf wordt lekker bovenin de markt geprijsd, want zilvergrijs, dat is zo’n fijne kleur. Je ziet er immers niets op. Maar ook de gele Golf is niet spotgoedkoop: want ja, alle andere Golfjes zijn grijs dus als je een gele zoekt -en geloof me, dat gebeurt regelmatig- moet je deze hebben, want het is de enige.
Even terug naar de aanleiding van dit blogje: we krijgen weer kleur. Tenminste, het lijkt erop. Zou de foto van een volle parkeerplaats er in 2025 weer net zo uit gaan zien als eentje uit 1985, dus lekker kleurrijk? Of blijft het een zwart-witfoto in kleur? Ik ben benieuwd!
Gijs Bosman adviseert bedrijven en consumenten over de aan- en verkoop van een gebruikte auto, caravan of camper en ondersteunt ze in de onderhandelingen over de prijs.