De auto is niet meer weg te denken uit onze dichtslibbende wegen, maar er was een tijd dat de automobiel een zeldzaam verschijnsel was. Hiervoor moeten we wel een aantal eeuwen terug, tot het einde van de negentiende eeuw, toen de eerste auto’s hortend en stotend hun weg op onze smalle zandwegen zochten.
De eerste auto-importeur en oprichter KNAC: M.W. Aertnijs
Een zeer belangrijke naam uit deze periode is M.W. Aertnijs: autopionier, inwoner van Nijmegen, eerste auto-importeur in ons land en medeoprichter van de Nederlandse Automobiel Club (nu de KNAC). En laat hij nu een boekje te hebben geschreven over deze vroege periode van autogeschiedenis in ons land.
In ‘’Hoe de auto in ons land kwam’’ geeft hij ons een bijzonder kijkje in deze romantische pioniersfase. Zo vertelt Aertnijs hoe hij in 1897 op een terras in Parijs voor het eerst oog in oog stond met een auto, een Benz Motorwagen.
‘’Voor het eerst zag ik dus hier een auto en geen wonder dat ik opstoof en met mij nog meer belangstellenden naar het vreemde vehikel begaf’’
Al snel wist hij de bestuurder – tevens eerste dealer van auto’s in Parijs- te overtuigen tot een proefrit, waarbij hij diep onder de indruk van deze nieuwe techniek was.
Carl Benz en de eerste roadtrip ooit
Aertnijs besloot dat hij een dergelijk voertuig moest hebben en snelde zich met grote haast naar Mannheim in Duitsland om in contact te komen met de grote Carl Benz, uitvinder van deze ‘’motorwagen’’. Aangekomen werden door Benz verschillende modellen getoond, waarbij Aertnijs uit ‘’pecuniaire overwegingen’’ en bescheidenheid koos voor de kleinste: de Velocipede.
Omdat hij reclame wilde maken voor dit nieuwe voertuig – het idee om deze in Nederland te verkopen ontstond al snel -, besloot Aertnijs niet met de trein terug te gaan maar de Benz zelf naar Nijmegen te rijden. Waarschijnlijk de eerste roadtrip ooit uitgevoerd door een Nederlander in een auto.
Een helse rit
De rit samen met de monteur/chauffeur duurde meerdere dagen en vereiste veel van zowel bestuurder als passagier. Auto’s in deze tijd werkten nogal anders dan nu. Zo was bijvoorbeeld de benzinetoevoer niet automatisch. De brandstof bevond zich in een koperen bus, waar hitte zorgde voor verdamping, waarna het gas verbrand kon worden in de motor. Deze bus moest echter om het uur opnieuw gevuld worden.
https://youtu.be/lvQHW_uvdXE
Daarbij moesten ook de lagers gecontroleerd worden, olieglaasjes bijgevuld voor de juiste smering van de onderdelen, de massief rubberen banden gecheckt en zo nu dan stalen veertjes in het motorblok vervangen. En als alles dan functioneerde, kon met geluk op een vlak stuk een snelheid van circa 20 kilometer per uur gehaald worden. Hierbij moest het echter niet regenen, want dan kon de aandrijfriem – die gewoon open en bloot onder de auto hing- nat worden en onherroepelijk gaan slippen met stilstand tot gevolg.
Aankomst in Nijmegen
Bij de grens met Nederland ontstonden enige problemen over het invoeren van de machine. De douanebeambten, onbekend met deze nieuwe techniek, bestempelden het al snel als stoommachine. Maar hier ging Aertnijs niet mee akkoord: het was iets nieuws en zou ook als iets nieuws het land binnenkomen. Uiteindelijk lukte dit en in de woorden van de schrijver zelf:
‘’De automobiel had haar intrede in Nederland gedaan’’
Later kwam Aertnijs er overigens achter dat hij niet de eerste maar de derde auto in Nederland had. De Daimler van de notaris Bakx en de Benz-Victoria van de Haagse fotograaf Zimmerman waren hem voorgegaan. Maar onwetend over deze feiten, reed Aertnijs triomfantelijk als pionier ons land binnen.
Aankomend in Nijmegen stond een enorme mensenmassa op hem te wachten terwijl hij op zijn Benz motorwagen de stad binnenreed. Met grote verbazing keek het volk naar deze hypermoderne techniek en verwonderde over al wat nog zou komen.
Importeurschap en de (K)NAC
Na verschillende proefritjes met prominente leden uit de Nijmeegse samenleving, kreeg Aertnijs al snel de eerste orders binnen voor Benz-motorwagens. Hiermee werd hij de eerste auto-importeur in ons land, waarbij later ook andere merken door hem vertegenwoordigd werden.
Naar voorbeeld van de Automobielclub de France kwamen Aertnijs en andere vroege Nederlandse autobezitters in de zomer van 1899 bij elkaar in het Keizer Karel hotel in Nijmegen, waar al snel consensus werd bereikt over de oprichting van de Nederlandse Automobiel Club. In later tijden zou deze club de toevoeging Koninklijk kregen, waarmee de KNAC – zoals hij nu nog steeds bestaat- ontstond.
Het is bijzonder om te lezen en te ervaren hoe deze eerste stappen van de auto in Nederland plaats vonden. Speciaal om te zien hoe deze in onze ogen archaïsche techniek toen hypermodern was en snelheden van 35 kilometer per uur als duizelingwekkend werden ervaren. Ik kan dan ook iedereen aanraden op zoek te gaan naar ‘’Hoe de auto in ons land kwam’’ en mee te rijden met deze vroege pioniers.
Foto’s grotendeels afkomstig uit het boek ‘Hoe de auto in ons land kwam’,van M.W. Aertnijs.