Na een huis, blijkt een auto in de meeste gevallen de duurste aanschaf te zijn. Om die reden is het interessant te ervaren dat door de aspirant koper nauwelijks tot geen aandacht uitgaat naar de onderhoudshistorie van het aan te schaffen voertuig.
Auto’s worden bezichtigd en vaak aangeschaft via internet waarbij de foto’s en de begeleidende tekst suggereren dat de auto feitelijk in nieuwstaat verkeerd. En… de internet-auto blijkt zeker 100,- euro goedkoper te zijn dan die ene bij aanbieder in het eigen dorp. In veel gevallen wordt vervolgens 100 tot 200 kilometer gereden om de ‘werelddeal’ te gaan bewonderen en mogelijk wordt er zelfs een proefrit gemaakt. De auto betreft een geïmporteerd exemplaar dat bomvol zit met allerlei gadgets waarvan niemand verwacht dat deze allemaal stuk zouden kunnen gaan.
Het onderhoudsboekje, indien aanwezig, blijkt keurig te zijn ingevuld en niemand verwacht dat dit gemanipuleerd zou kunnen zijn. Deze situatie wordt omringt door emoties, met name bij de aspirant koper die om die reden geen oog meer heeft voor ogenschijnlijke oneffenheden. De vreselijk aardige en nette verkoper blijft koffie schenken en geeft het gevoel dat hier echt niets mis kan gaan.
Tot zover het sprookje…
Onderweg naar huis met de nieuw aangeschafte bolide ontstaan echter de eerste rimpeltjes. Piepje hier, kraakje daar en een brandend motormanagementlampje (MIL). En oh, de brandstoftank is nagenoeg leeg. Het is al laat op de dag, immers werd al geruime afstand gereden om bij de leverende partij te geraken en na de proefrit en de koffie sloop de tijd voorbij. Ondanks deze rimpeltjes wel thuisgekomen, meldt de eigenaar zijn onbehagen bij de leverende partij. Deze blijkt heftig ‘ontdaan’ en vraagt de eigenaar bij hem langs te komen zodat hij de auto kan uitlezen.
Indien deze retourrit rijdend overbrugd kan worden, kost het enkel brandstof en is dus te overzien. Aangekomen bij verkoper worden de ECU uitgelezen, foutmeldingen gewist en jawel hoor deze blijven weg. Na een korte proefrit van ongeveer twee kilometer althans. De eigenaar rijdt wederom dolgelukkig naar huis alwaar de tweede serie rimpeltjes ontstaan. Het MIL doet weer waar hij kennelijk voor gemaakt is; en dat is branden.
De verkoper lijkt opeens minder aardig en wordt nu zelfs een beetje agressief, de U-en worden Jij-en en overspoeld de eigenaar met een veelvoud aan cliche’s. “Hij was toch goed toen je hier wegreed? Je hebt het toch al korting gekregen? Je wilde toch beperkte garantie? Wat wil je nou voor die prijs?”
Goede raad is duur
Goede raad is duur, slechte auto’s zijn dat ook en dus toch maar naar het autobedrijf in het dorp. Het bedrijf waar dezelfde auto stond maar die 100,- euro duurder was. Na diagnose door dit welwillende bedrijf blijken de kosten om het probleem op te lossen een veelvoud van de verdiende 100,- euro te zijn, geld wat er inmiddels niet meer is.
Indien de berijder een rechtsbijstandverzekering (RBS) heeft afgesloten, is deze te benaderen. Jammer dat hier doorgaans geen autotechneuten werkzaam zijn, dus vragen ze om een onafhankelijk technisch rapport. De ingeschakelde expert onderzoekt de auto, maakt een keurig rapport en overhandigd dit aan de RBS.
En nu komt het aan op wie de langste adem heeft. De leverende partij of de verzekeraar en de prille eigenaar. De praktijk leert echter dat dit doorgaans een lange, niet stressbestendige, strijd oplevert met niet altijd de gewenste uitslag, althans niet voor de prille eigenaar.
Tot zover de realiteit