Vader Paul (50) en zoon Niels (22) van den Berg delen samen één grote passie: Volkswagens met luchtgekoelde motoren. Ze repareren en restaureren de auto’s zelf thuis in Hoofddorp en bezoeken evenementen. Na het sleutelen genieten ze samen en met een biertje in hun hand intens terwijl ze naar hun waardevolle rijdende bezittingen kijken: een Volkswagen T3 camper uit 1980, een Kever Cabriolet 1303 LS uit 1974 en sinds kort een echte schuurvondst.
Paul is al zo lang hij zich kan herinneren gek op auto’s: “Vanaf dat ik al heel jong was vond ik auto’s heel leuk”, terwijl hij naar een oude foto waar hij bij de auto van zijn vader staat wijst. “En dit was de auto van mijn vader en die vond ik altijd mooi! Ik vond Kevers vreselijk, maar door een vriend op de MTS werd ik op mijn achttiende toch met het Kever-virus besmet. Die Kevers hadden wat, ze rijden niet, zuipen, maken herrie en op een of andere manier kick ik erop dat niet alles bij die auto’s allemaal vanzelf gaat.”
Het is één grote familie
Niels overkwam hetzelfde ‘lot’ als zijn vader. “Mijn besmetting is door papa en mama gekomen”, zegt hij met een brede glimlach. “Ik heb het zelfde gevoel als mijn vader, ik vind het leuk om mee te rijden en aan te hobbyen en naar evenementen te gaan met iedereen. Het begon al toen ik een half jaar was en al mee naar evenementen ging. Op de evenementen is altijd gezelligheid met z’n allen, het is één grote familie. Ik weet niet anders dan dat ik met Volkswagens bezig ben geweest.”
“Ik vond Kevers vreselijk”
In het dagelijks leven rijden Paul en Niels met respectievelijk een Volkswagen New Beetle en een Polo. Beiden werken ze overdag met hun handen, in de techniek, maar niet met auto’s. Paul bewerkt aluminium en Niels bouwt en restaureert boten. Paul sleutelde bij vriendjes al aan auto’s en hij werkte op een boerderij waar hij aan tractoren sleutelde.
Zijn eerste luchtgekoelde Volkswagen Kever kocht Paul toen hij 20 was. “Achter een hek bij de Volkswagen dealer. Ik kocht toen de meest aftandse auto en dat is eigenlijk nog steeds zo. De auto had bouwjaar 1973 en daar heb ik een jaar of zes mee gereden. Ik heb ‘m toen verkocht en een Amerikaanse Kever cabriolet uit ’61 teruggekocht.”
Woon- werkverkeer met Ruska buggy
In de lijst met auto’s die Paul gehad heeft staan ook de Ruska buggy. “Daar heb ik vier jaar lang zomer en winter met een zeiltje als dak en een motorjas en handschoenen aan woon- werkverkeer mee gedaan. Daarna dacht ik het helemaal gevonden te hebben en een racekever, een Porsche 911 Targa met zescilinder boxermotor te kopen.
Paul wilde weer terug naar zijn basis: luchtgekoelde viercilinder Volkswagen motoren. “Het pure gevoel wat ik in de kever vond, ontbrak op een bepaalde manier bij deze toch erg mooie 6-cilinder”. Na twee jaar verkocht ik ‘m en restaureerde in de tussentijd nog een bus. Dat is ook een mooi verhaal trouwens. Ik kocht de T2a in 1994 voor 150 gulden in Zwanenburg en hij stond helemaal onder het onkruid. Ik heb ‘m zo vanuit het onkruid, zonder APK met mos op het dak en verrotte remmen naar Hoofddorp gereden.”
In de tijd van de T2a werd Niels geboren. Paul: “Toen is hij ook eigenlijk zo besmet mee geraakt dat hij nog steeds zwijmelt als hij bussies ziet”, lacht Paul. Niels komt de T2a nog regelmatig tegen op evenementen. “De auto is nadat hij van mijn vader geweest is niet meer gerestaureerd en is technisch nog steeds goed. Hij kan nu alleen wel weer een nieuw verfje gebruiken.”
“Ik ben met het mos op het dak naar Hoofddorp gereden”
Recent deden Paul en Niels een echte schuurvondst: een Kever 1200L (deLuxe) in originele staat onder een dikke laag stof. In een hoek van de schuur staat een voor mij redelijk uitziende zwarte Kever. “Het mooie van deze auto is dat hij er nog redelijk fraai uitziet”, zegt Paul enthousiast. “En kijk, er zit een origineel stalen open dak in.”
De huidige Kever Cabriolet en de T3 zijn voor Paul en Niels niet zomaar auto’s, ze hebben unieke kenmerken. “De Kever is een 1303 LS, de meest uitgebreide versie”, zegt Paul trots. “En de bus is de laatste luchtgekoelde T3. Na ’82 werd de T3 nog een tijd met waterkoeling gemaakt.” Ik zie het en snap waar de passie vandaan komt, het zijn de details waar Paul en Niels op kicken. Een auto is niet zomaar een auto, iedere wagen heeft bij Paul en Niels zijn eigen verhaal.
Opel Manta van opa
In de schuur van Paul en Niels staat één auto die niet bij de Kever-passie van Paul en Niels thuishoort, maar waar ze wel een emotionele binding mee hebben. “Dat is de Opel Manta van Opa”, zegt Niels. Hij is in goede staat en omdat hij van opa is geweest, doen we ‘m niet meer weg.”
“Een Dickeholmer en T1 staan bovenaan ons verlanglijstje”
We besluiten het gesprek met de ultieme auto van Paul en Niels. “Dat is de type 34 Karmann Ghia”, zegt Niels zonder en een seconde over na te hoeven denken. Je ziet ze bijna niet mee, maar dat vind ik echt een hele mooie auto met hele mooie lijnen. Maar een Kever van voor 1965 met de liggende koplampen en dikke stijlen vind ik ook heel gaaf.”
Paul sluit zich aan bij Niels: “De Dickeholmers, een Kever met dikke raamstijlen van voor augustus 1964, heb ik ook wel een zwak voor. Die staat eigenlijk nog wel op het verlanglijstje om een keer te kopen. En een T1 vind ik nog steeds ontzettend gaaf, maar financieel gaat dat ‘m niet worden, die zijn zo absurd in prijs gestegen dat is niet meer leuk.”